Watercontrole en doseeradviezen
Hoe wordt de waterkwaliteit bepaald en waarop wordt een doseeradvies gebaseerd?
Om de kwaliteit van het drinkwater te bepalen maken we onderscheid tussen de chemische kwaliteit en de microbiële kwaliteit. Op ons lab bepalen we standaard de microbiële status van het water en indien gewenst of noodzakelijk wordt de chemische status van het water gecontroleerd.
Bepaling microbiële kwaliteit
De microbiële kwaliteit van het drinkwater wordt bepaald doormiddel van dipslides. Een dipslide is de meest voorkomende test om de aanwezigheid van micro-organismen in vloeistoffen aan te tonen. Een dipslide bestaat uit een onder te dompelen plastic drager, welke zich bevindt in een ronde, heldere buis. Op deze plastic drager bevinden zich twee soorten steriel kweekmedium. Het kweekmedium op de eerste zijde is voor het aantonen van bacteriën. Op de tweede zijde bevindt zich een medium voor het aantonen van gisten en schimmels.
De plastic drager met medium wordt 5 tot 10 seconden in het drinkwatermonster ondergedompeld. De dipslide wordt vervolgens geïncubeerd bij 30°C, wat groei van bacteriën, gisten en schimmels mogelijk maakt. Na 24 tot 48 uur kan van zijde 1 de hoeveelheid bacteriën worden afgelezen in de vorm van rode kolonies. Na 5 tot 7 dagen kunnen de hoeveelheid gisten (roze kolonies) en de hoeveelheid schimmels worden afgelezen van de tweede zijde.
De normen die bij Kanters worden aangehouden voor schoon drinkwater zijn gebaseerd op de richtlijn van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). Wanneer de gevonden waarden boven deze normen liggen zal reiniging van het watersysteem worden geadviseerd.
Doseeradvies
Water
Om de waterkwaliteit te waarborgen is het van belang dat een product niet blind gedoseerd wordt. Bij pH gestuurde producten wordt gestreefd naar een pH van 3,8. Het behalen van de juiste pH-waarde voorkomt negatieve gevolgen. Bij een te lage dosering waarbij een pH van <4 niet wordt bereikt bestaat er een kans op vervuiling in de waterleiding. Een te hoge dosering kan leiden tot een te lage pH, waardoor dieren het water niet meer drinken. Aangezien de waterkwaliteit van iedere bron verschillend is, is het mogelijk dat er 500 ml product meer of minder gedoseerd moet worden bij gebruik van een andere bron om eenzelfde pH-daling te bereiken. Dit komt onder andere door de pH en hardheid van het water in de bron. Daarom wordt aanbevolen een doseeradvies uit te laten voeren alvorens zuren te doseren.
De meeste doseringen worden bij Kanters gegeven in ml product per 1000 liter drinkwater. Met behulp van 1 liter drinkwater afkomstig uit de bron kan de dosering op labschaal nagebootst worden.
Het advies begint meestal bij 500 ml product per 1000 liter drinkwater en gaat met stappen van 250 ml per 1000 liter omhoog. Na iedere toevoeging wordt de pH gemeten, totdat een pH van 3,5 is bereikt. Vervolgens wordt er een rapport opgesteld waarin onder andere vermeld wordt bij welke dosering het bronwater een pH van 3,8 bereikt.
Brijvoer
Niet alleen voor drinkwater, maar ook voor brijvoer is het mogelijk een doseeradvies te verkrijgen. Om te bepalen hoeveel Kanters Acid Amy er benodigd is om gisting te voorkomen in brijvoer wordt een ballontest uitgevoerd. De ballontest zal laten zien dat er steeds minder gisting en gasontwikkeling is, naarmate er een hogere concentratie zuur aanwezig is.
Bij de ballontest wordt het brijvoermonster zonder toevoeging van het zuur en met toevoeging van verschillende concentraties zuur ingezet in glazen flesjes. De flesjes worden afgesloten doormiddel van een ballon. Wanneer er gisting plaats vindt zullen er gassen vrijkomen. Het vrijgekomen gas is vervolgens terug te zien door toename van het volume van de ballon en door toename in volume van het brijvoer. De ballontest wordt beoordeeld door de hoeveelheid gasontwikkeling. Hoe meer gisting, hoe meer gas er vrij komt. Hierdoor zal het monster zonder gasvorming met de laagste concentratie aan zuren de minimale geadviseerde dosering weergeven.